Portret en video Suzan van der Pas: “We moeten niet blijven hangen in overlegstructuren.”

donderdag 3 juli 2025

Betere samenwerking tussen het medisch en sociaal domein kan de druk op de zorg verminderen en ondersteuning verbeteren. Dr. Suzan van der Pas onderzoekt hoe deze samenwerking bevorderd kan worden.

“Als wijkverpleegkundigen bij iemand thuiskomen en zien dat het huis vervuild is en er stapels ongeopende post liggen, moeten ze weten naar wie ze kunnen doorverwijzen. Belangrijk is om goed in te schatten wat deze cliënt of patiënt nodig heeft en wie de juiste hulp kan bieden?”

Suzan van der Pas is lector Sociale Innovatie op Hogeschool Leiden en daarnaast als universitair hoofddocent verbonden aan de afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde van het LUMC en de Faculteit Governance and Global Affairs van Universiteit Leiden. Dit jaar is ze benoemd tot Medical Delta lector. Binnen Medical Delta is Van der Pas betrokken in het Medical Delta 'Healthy society programma' en het Medical Delta programma ‘Vitale Delta’ als leidend lector van een van de werkpakketten.

 

Wat betekent deze benoeming voor jou?

“Ik beschouw het als een waardevolle erkenning om deel uit te maken van Medical Delta, vooral omdat ik vanuit een andere hoek kom, vanuit het sociaal domein. Ik werk als lector op de hogeschool én ben verbonden aan de universiteit. Transdisciplinair samenwerken is voor mij essentieel, het vormt de kern van mijn dagelijks werk. Ik sta met beide voeten in de praktijk, samen met bewoners, cliënten en patiënten en professionals. Juist daarom vind ik het zo waardevol om onderdeel te zijn van Medical Delta, en om een sterke brug te kunnen slaan tussen de praktijk, mijn onderzoeksgroep en de universiteit.”

Kun je kort vertellen wat jouw expertise is?

“Ik heb een achtergrond in sociologie en verpleegkunde, en mijn expertise ligt in de samenwerking tussen het sociale en het medische domein. Mijn onderzoek is praktijkgericht en wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met zorg- en welzijnsorganisaties, bewoners en vrijwilligers. Ik richt mij op actuele vraagstukken uit de praktijk, zoals het signaleren en aanpakken van armoede, het versterken van domeinoverstijgende samenwerking, en op de vraag hoe ouderen zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen blijven wonen.

De praktijk verandert razendsnel, mede door technologische ontwikkelingen.Daarbij werk ik samen met docenten en studenten uit zowel het hbo als de universiteit. Onderwijs en het opleiden van de volgende generatie professionals vormen dan ook een belangrijk onderdeel van mijn werk. De afgelopen jaren heb ik gezien hoe snel de praktijk verandert. Ik vind het belangrijk om die veranderende beroepspraktijk al in de opleiding te brengen. Zo leren studenten werken met de kennis en vaardigheden die zij straks daadwerkelijk nodig hebben. Om dat te bereiken ontwikkelen we onderwijsinnovaties, zoals serious games en hackathons. Deze vormen van onderwijs werken als een snelkookpan voor het bedenken van creatieve oplossingen en het leren omgaan met onverwachte situaties.

De praktijk verandert razendsnel, mede door technologische ontwikkelingen. Dat vraagt ook iets van ons als wetenschappers. Vanuit een sociologische achtergrond kijk ik naar de invloed van technologie op de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Wat betekent het bijvoorbeeld voor de professional in het sociaal domein die met technologie moet werken? Wat heeft die nodig om dat te kunnen doen? Ontwikkelaars van technologie vragen vaak te weinig aan de gebruikers wat zij eigenlijk nodig hebben. Daar zit voor mij de verbinding met Medical Delta: er is al veel technologische kennis, en vanuit het sociaal domein kan ik bijdragen aan een betere aansluiting op de praktijk.”

Het zorgstelsel staat steeds meer onder druk. Welke transitie moeten we ondergaan en hoe kan jouw onderzoek daaraan bijdragen?

“Een belangrijk deel van mijn universitaire onderzoek richt zich op regionale samenwerking en domeinoverstijgend samenwerken. Juist daar ligt nu een grote opgave. We moeten kritisch kijken hóe we samenwerken, en dat op verschillende niveaus. Niet alleen tussen professionals in de praktijk, maar ook op organisatieniveau. Denk aan samenwerking tussen academische ziekenhuizen, zoals het LUMC en regionale zorginstellingen.

Er zijn veel overlegtafels, maar daar wordt nog te vaak gepraat in plaats van echt samengewerkt. Organisaties concurreren bovendien met elkaar, onder andere door financiële prikkels, en dat vertraagt de noodzakelijke verandering. Er is visie en leiderschap nodig om die impasse te doorbreken en samenwerking op alle niveaus mogelijk te maken.

Ook op uitvoerend niveau moeten we uitkijken dat we niet blijven hangen in overlegstructuren. Professionals in het veld, zoals sociaal werkers en verpleegkundigen, hebben een brede blik nodig. Als wijkverpleegkundigen bij iemand thuiskomen en zien dat het huis vervuild is en er stapels ongeopende post liggen, moeten ze weten naar wie ze kunnen doorverwijzen. Belangrijk is om goed in te schatten wat deze cliënt of patiënt nodig heeft en wie de juiste hulp kan bieden.

De uitdaging voor de komende jaren is om die samenwerking goed te organiseren, samen met cliënten, patiënten en bewoners zelf. Want als we dat goed doen, levert het echt iets op. Dan bouwen we aan een socialere samenleving waarin we beter voor elkaar zorgen en naar elkaar omkijken. Iedereen, of je nu sociaal werker of verpleegkundige bent, fysiotherapeut of wijkagent, werkt dan vanuit zijn eigen expertise, maar met de bereidheid om over de grenzen van het eigen vakgebied, de eigen organisatie of het systeem heen te kijken.”

Hoe is het om met iemand uit een heel andere discipline te beginnen met samenwerken?

“Ik vind dit het allerleukste onderdeel van mijn werk: samenwerken met mensen uit andere disciplines. Dat geldt zowel op wetenschappelijk niveau als in de praktijk.

Wanneer ik bijvoorbeeld samenwerk met gemeenten of ambtenaren, spreken zij een andere taal dan mensen uit de zorg of het sociaal werk. Toch is het juist essentieel om die werelden met elkaar te verbinden als je werkt aan taaie maatschappelijke vraagstukken, zoals het aanpakken van armoede of het versterken van de samenwerking in de wijk.

Samen met alle betrokken partijen werk ik aan het formuleren van een gedeelde maatschappelijke vraag. Bijvoorbeeld: welke organisaties zijn in onze gemeente betrokken bij de aanpak van armoede? Vanuit die gezamenlijke vraag gaan we samen aan de slag. We ondersteunen ook bij de vervolgstappen, wat gaat er al goed en wat ontbreekt er nog?

Taal speelt hierbij een cruciale rol. Het werkt het best wanneer mensen zélf ontdekken dat ze niet allemaal hetzelfde bedoelen met bepaalde begrippen. Mijn rol is om dat proces te begeleiden en bewustwording te creëren over die verschillen.”

Wat motiveert je om samen te werken met anderen buiten jouw vakgebied?

“Wat mij motiveert, is de innovatiekracht die ontstaat wanneer je met anderen buiten je eigen vakgebied samenwerkt. Mijn lectoraat heet niet voor niets Sociale Innovatie, het draait om verbetering en vernieuwing van de praktijk. Juist transdisciplinaire samenwerking, waarin verschillende perspectieven samenkomen, is nodig om maatschappelijke vraagstukken echt goed aan te pakken. Wanneer alle betrokken partijen actief bijdragen aan het onderzoek, worden de resultaten sterker, relevanter en bruikbaarder.

Juist transdisciplinaire samenwerking, waarin verschillende perspectieven samenkomen, is nodig om maatschappelijke vraagstukken echt goed aan te pakken.Vanuit mijn wetenschappelijke achtergrond breng ik empirische kennis in en via de onderzoeksgroep vertaal ik die kennis naar praktische oplossingen. Dat is wat mij drijft, ook als het gaat om kleine verbeteringen. Bijvoorbeeld wanneer blijkt dat mantelzorgers bepaalde kennis missen over het aanbod van zorg en ondersteuning. Dan ontwikkelen we samen iets concreets, zoals een informatieve folder. Dat lijkt misschien eenvoudig, maar het heeft direct impact op de praktijk. En juist dat geeft mij veel voldoening.”

Wat merkt een patiënt, (zorg)professional of Nederlander straks van jouw werk? Wat hoop je voor hen over vijf jaar te hebben bereikt?

“Ik hoop dat er over vijf jaar concrete handvatten zijn voor betere samenwerking, zowel op uitvoerend en bestuurlijk niveau als op regionaal niveau. Dat we niet alleen horizontaal samenwerken, tussen verschillende disciplines, maar óók verticaal: van de werkvloer tot de bestuurskamer. Want wat op uitvoeringsniveau gebeurt, wordt sterk beïnvloed door besluiten hogerop. Mijn streven is om bij te dragen aan een betere afstemming tussen al die lagen, zodat beleid en praktijk elkaar versterken. Dat is ook mijn inzet binnen Medical Delta, samen met collega-hoogleraren en -lectoren.”

Met de nieuwe programmering stelt Medical Delta de behoefte vanuit de praktijk meer centraal. Jij hebt daar al veel ervaring mee. Hoe betrek je de praktijk beter?

“Als je echt wilt samenwerken met de praktijk moet je die vanaf het allereerste begin betrekken, en dus niet pas op het moment dat je onderzoek al startklaar is. Nodig praktijkpartners en burgers uit om mee te denken over de formulering van de onderzoeksvraag. Alleen dan sluit het onderzoek aan bij de vraagstukken die er echt toe doen en creëer je het draagvlak dat nodig is om daadwerkelijk iets in de praktijk te veranderen.

Dat vraagt ook iets van onderzoekers, je moet de taal van de praktijk leren spreken. Wetenschappelijk onderzoek is vaak traag en conceptueel, en dan loop je het risico dat je praktijkpartners onderweg kwijtraakt. Die concepten zijn waardevol, maar je moet partners meenemen in het proces en je taal en tempo aanpassen. Daarom werk ik veel met actieonderzoek en kwalitatieve methoden. We doen samen onderzoek in de praktijk en spiegelen de resultaten met elkaar om tot gedeelde inzichten en conclusies te komen.

Binnen Medical Delta hangt de manier waarop je de praktijk betrekt sterk af van het type onderzoek. Een technologische innovatie voor bijvoorbeeld hartaandoeningen vraagt om een andere aanpak dan onderzoek in de wijk, zoals ik doe. Maar in alle gevallen geldt: hoe eerder en actiever je de praktijk betrekt, hoe groter de kans op relevant en toepasbaar resultaat.”

Grote en complexe vraagstukken zoals de zorgtransitie vragen om grote en veelomvattende oplossingen. Welke rol speelt samenwerking tussen wo-hbo-mbo hierin?

“Samenwerking tussen wo, hbo en mbo is essentieel om de zorgtransitie effectief aan te pakken. Elk opleidingsniveau brengt een uniek perspectief: mbo-professionals staan dicht bij de uitvoering, hbo verbindt met praktijkgericht onderzoek en het wetenschappelijk onderwijs biedt theoretische verdieping. Die niveaus zijn complementair, en juist een integrale benadering is nodig om tot duurzame en gedragen oplossingen te komen.

Die overtuiging is ook de reden waarom ik destijds bewust voor het hbo heb gekozen. Ik ben gepromoveerd op onderzoek naar de relatie tussen ouderen en hun volwassen kinderen. Heel interessant onderzoek, maar ik miste de directe verbinding met de praktijk. Mijn achtergrond als verpleegkundige speelde daarin zeker mee. Ik wilde dat de kennis die we ontwikkelen ook daadwerkelijk landt waar die het meest nodig is.

Je kunt prachtige wetenschappelijke artikelen schrijven, maar als de mensen in de uitvoering er niets van weten of er niets mee kunnen, verandert er in de praktijk weinig. Nu werk ik op het snijvlak van onderzoek en praktijk, voor mij echt the best of both worlds en dat geeft mij veel meer voldoening.” 

Goed geïntegreerde zorg tussen het sociale en medische domein kan veel verbetering opleveren. Maar hoe organiseer je dat op een goede manier?

“Een goed voorbeeld is het onderzoek dat we doen naar de zogenoemde ‘klantreis’ van mensen met dementie. Dat concept komt oorspronkelijk uit de commerciële sector, waar men kijkt naar de ervaringen van klanten tijdens hun contactmomenten met een organisatie. Wij hebben deze benadering vertaald naar de zorg. Voor dit onderzoek brengen we in kaart welke stappen mensen met dementie doorlopen – van eerste signaal tot aan opname in een verpleeghuis – en wat hun ervaringen daarbij zijn. Samen met gemeenten, zorg- en welzijnsorganisaties onderzoeken we hoe die klantreis eruitziet. Vervolgens vragen we de uitvoerende professionals om uit te tekenen welke zorg zij op welk moment bieden. Door dat te doen, ontdekken ze zelf waar hiaten of knelpunten zitten. Daarna faciliteren we het gesprek waarin zij gezamenlijk bedenken wat er beter kan, en dat pakken ze vervolgens zélf op.

Die eigen regie is cruciaal voor draagvlak en blijvende verandering. Wij doen het onderzoek en presenteren de bevindingen, maar de praktijk moet het zelf omzetten in actie. Anders verdwijnen goede adviezen al snel in een la. Een ander voorbeeld is ons onderzoek naar mensen met dementie met een migratieachtergrond. Zorginstellingen zagen daarbij in eerste instantie vooral belemmeringen. Maar door samen in kaart te brengen wat er werkelijk nodig was, ontstond bij hen het idee om bijeenkomsten over cultuursensitieve zorg te organiseren voor professionals. Op deze manier helpen we de praktijk om zélf tot oplossingen te komen die aansluiten bij hun werkelijkheid en direct toepasbaar zijn.”

Een ander belangrijk uitgangspunt in de zorg is ‘de juiste zorg, op de juiste plaats’. Waarom lukt dat nog niet altijd en hoe zou dat idealiter moeten?

“Een belangrijk knelpunt is dat er nog onvoldoende goed wordt samengewerkt. Elkaar kennen en elkaars werk begrijpen is daarbij cruciaal. We hebben bijvoorbeeld een project met huisartsen in opleiding en studenten sociaal werk. Dan blijkt dat ze niet goed weten wat de ander precies doet. Terwijl juist dat begrip nodig is om de juiste zorg, op de juiste plek te kunnen bieden.

Daarnaast zit er een fundamentele spanning in ons zorgsysteem tussen vraag en aanbod. Als je aanbod creëert, ontstaat er vanzelf ook een vraag. De zorg loopt over, terwijl sommige problemen ook buiten de formele zorg opgelost zouden kunnen worden. Zeker bij vragen rondom psychisch of sociaal welbevinden moeten we veel meer nadenken over hoe we een zorgzame, sociale samenleving inrichten. Een samenleving waarin mensen elkaar helpen, sterker in hun eigen kracht staan en minder snel afhankelijk worden van professionele zorg. Dat zijn we soms een beetje uit het oog verloren.”

Je zult nu waarschijnlijk meer wetenschappers en praktijkpartners ontmoeten vanuit andere disciplines en instituten. Door het werk van wie ben je echt verrast en waarom? 

“Het is lastig om één persoon te noemen, maar ik word vooral geraakt door mensen die echt bruggen weten te slaan tussen verschillende werelden. Die wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek met elkaar kunnen verbinden en de schakelkracht hebben om theorie en praktijk bij elkaar te brengen. 
Daarnaast word ik ook geïnspireerd door zorg- en welzijnsprofessionals die ondernemend en creatief zijn. Die binnen hun mogelijkheden steeds zoeken naar wat wél kan. Professionals die de behoeften van mensen centraal stellen en bereid zijn buiten gebaande paden te denken om echte impact te maken."

Welke oproep wil je doen? 

”Een belangrijke uitdaging is om de werelden van onderzoek, beleid en praktijk beter met elkaar te verbinden. Ik zie dagelijks hoe groot de invloed is van politiek beleid en financieringsstromen op wat er in de praktijk gebeurt. Als onderzoeker kun je waardevolle en relevante innovaties ontwikkelen, maar als die niet passen binnen het bestaande beleid of financieringskaders blijft de impact beperkt. 

Mijn oproep aan bestuurders en beleidsmakers is dan ook: betrek onderzoekers en de praktijk vroegtijdig bij besluitvorming. Kijk samen welke kennis al beschikbaar is, wat er echt nodig is en hoe we dat duurzaam kunnen inbedden. Die samenwerking is nog lang niet vanzelfsprekend, terwijl juist dáár de sleutel ligt tot duurzame impact.” 

Cookie melding

Deze website maakt gebruik van cookies. Cookies zijn tekstbestanden die op de computer worden geplaatst wanneer websites worden bezocht. Ze worden veel gebruikt om websites efficiënt te laten werken en om informatie te verstrekken aan de eigenaren van de website. Hieronder kan aangegeven worden of u de cookies accepteert.